Als je om je heen kijkt naar de drukte die mensen ervaren in het leven en de zaken die mensen zichzelf opleggen als “moeten”, is het misschien ook niet zo raar dat we steeds meer last hebben van stress.
Maar wat is nu toch die stress en wat doet dat eigenlijk met ons?
Zodra er sprake is van een stressvolle situatie zet ons brein twee systemen in werking. Het sympathisch zenuwstelsel zorgt bijna onmiddellijk voor de ‘vecht- of vluchtreactie’, die ons lichaam klaarstoomt voor actie. Onze spieren spannen zich aan en onze bloeddruk en hartslag gaan omhoog, waardoor je je hart voelt bonzen in je borstkas. De pupillen verwijden zich. Het bloed wordt onttrokken aan onze organen en naar de spieren gestuurd.
De spijsvertering gaat op een laag pitje (wat het ‘vlinders in de buik’-gevoel veroorzaakt). We beginnen te zweten, zodat het lichaam na explosieve actie weer afkoelt. Het systeem is zo afgesteld dat het liever te vaak afgaat dan één keer te weinig: we schrikken ons liever tien keer het ongeluk van een tuinslang in het gras dan dat we één keer te laks reageren op een echte slang.
Na enkele minuten treedt een tweede systeem in werking. De hypofyse, een kliertje onder in ons brein ter grootte van een erwt, geeft onze bijnieren de opdracht cortisol te produceren. Hoewel cortisol als stresshormoon een slechte naam heeft, is het wel degelijk nuttig. Het laat de bloedsuikerspiegel stijgen en de stofwisseling een tandje bijzetten. Daardoor komt er meer energie vrij om met de stressvolle situatie om te gaan.
Is stress slecht voor je?
Beide stresssystemen zijn bijzonder nuttig, omdat ze ons in staat stellen om in noodsituaties adequaat te handelen. Het probleem is dat ons mensenbrein de stresssystemen niet alleen activeert wanneer we een leeuw tegenkomen, of, relevanter voor de moderne mens, wanneer we niet goed uitkijken met oversteken en er een bus op ons af dendert. Nee, dankzij ons bewustzijn reageren we ook op bedreigingen van meer psychische aard.
En daar staan we dan met haast in de file, perfect voorbereid op explosieve actie, terwijl we geen kant op kunnen. Of voor een zaal met vijfhonderd man, gespannen, zwetend en met bonzend hart, maar vluchten is meestal geen optie.
Waarom schiet de een snel in de stress en de ander helemaal niet?
Een stresskip kan al in de baarmoeder ontstaan. Experimenten met ratten, muizen en primaten laten zien dat stress bij de moeder, vooral tijdens de laatste fase van de zwangerschap, invloed heeft op de afstelling van het stresssysteem van de kinderen. Over het algemeen vinden onderzoekers dat het grut van gestreste moeders een hogere cortisolspiegel heeft in rust, én een grotere cortisolproductie in reactie op stress. Die gevoelige afstelling van het stresssysteem zou evolutionair gezien weleens nuttig kunnen zijn: moeders die een kind baren in een stressvolle omgeving bereiden hun kind zo optimaal voor op wat hun te wachten staat.
Stress bij de moeder beïnvloedt ook de hersenontwikkeling van haar kind. Zwangere resusapen die telkens onverwacht werden blootgesteld aan herrie baarden nakomelingen met een kleinere hippocampus. Aangezien dat hersengebied niet alleen belangrijk is voor het geheugen, maar ook functioneert als uitknop voor stress, zou dat kunnen verklaren waarom de stressreactie van de kinderen niet alleen heviger is, maar ook langer aanhoudt.
Ook bij mensen is gekeken naar de effecten van verschillende soorten prenatale stress bij de moeder: angst, waaronder angst voor het baren van een gehandicapt kind, depressie, ernstige life events(zoals de dood van een partner), en rampen zoals de aanslagen op 11 september 2001. De resultaten variëren weliswaar, maar komen meestal overeen met het dieronderzoek: gestreste moeders bevallen van kinderen met een actiever én heftiger reagerend stresssysteem.
Na de geboorte kunnen vroege ervaringen heel bepalend zijn voor de afstelling van het stresssysteem. Een moederrat die haar pups goed bij elkaar houdt en intensief likt, zorgt ervoor dat ze een leven lang minder heftig op stress reageren dan jongen van een moeder die het moederschap wat minder serieus neemt. Onderzoek laat zien dat zo’n gevoel van veiligheid zelfs prenatale stress kan bestrijden.
Extreme of chronische stress tijdens de eerste vier levensjaren maakt mensen kwetsbaar voor latere stressoren. Wie nu echter denkt dat het zaak is om kinderen zoveel mogelijk te pamperen, komt bedrogen uit. Stressvolle ervaringen die uitdagend zijn maar niet overweldigend, maken kinderen later juist weerbaarder. Wanneer doodshoofdaapjes drie tot zes maanden oud zijn, worden ze door hun moeders af en toe alleen gelaten om zelf eten te zoeken. Hoewel dat aanvankelijk een hoop stress en gepiep oplevert, wennen ze er langzaam aan.
Samenwerkende onderzoeksgroepen uit de VS en Zwitserland ontdekten dat deze opvoedtechniek er later toe leidt dat de aapjes minder angstig zijn, meer op onderzoek uitgaan in onbekende situaties en lagere cortisolspiegels hebben. Hersenscans wezen uit dat zulke aapjes later een beter ontwikkelde prefrontale cortex hebben – en dat gebied kan de stressreactie afremmen door het onderdrukken van activiteit in de amygdala, die constant alert is op gevaar. Op dezelfde manier blijken volwassenen beter te kunnen omgaan met het verlies van hun partner, ziekte en ongelukken, wanneer ze als kind stress hebben ervaren en wisten te hanteren.
Ik ben een stresskip…. Wat nu?
Voor de stresskippen onder ons is het natuurlijk leuk en aardig om te lezen hoe ze zo geworden zijn. Maar biedt de biopsychologie misschien ook oplossingen en adviezen? Ja. Een belangrijke les die uit onderzoek valt te trekken is dat het effect van stress op lichaam en brein sterk afhangt van hoe we met die stress omgaan, onze ‘copingstrategie’.
Grofweg zijn er twee categorieën coping-strategieën: probleemgerichte of actieve coping, en emotiegerichte of defensieve coping. Bij de eerste vorm pakken we direct het probleem aan: draait de buurman harde muziek? Dan gaan we meteen aanbellen. Onder de tweede vorm vallen strategieën als vermijden (ik ga de deur uit), ontkennen (ik hoor geen harde muziek), en pogingen om onze emoties te beïnvloeden (best leuke muziek eigenlijk, zo erg is het niet).
De probleemgerichte aanpak heeft duidelijk de voorkeur. Mensen die problemen zeer actief te lijf gaan, vertonen nauwelijks een stressreactie, zowel in hun sympathisch zenuwstelsel als wat betreft de productie van cortisol. Defensieve coping, vooral wanneer die bestaat uit vermijden, ontkennen, of het onderdrukken van emoties, leidt juist tot een grote en langdurige stressreactie. Voor wie erin slaagt negatieve emoties buiten de deur te houden, kan defensieve coping op de korte termijn nuttig zijn – vooral als er niets aan het probleem te doen is. Mensen die deze strategie succesvol toepassen, hebben lage cortisolspiegels; maar ook hoge niveaus van het stresshormoon noradrenaline en een hoge hartslag en bloeddruk. Op de lange termijn kan dat weer problemen veroorzaken.
Naast een actieve aanpak is het raadzaam om steun te zoeken bij vrienden, familie of collega’s. Sociale steun leidt zowel tot een lager cortisolniveau als tot minder angst. Dat stressbeschermende effect van sociale steun is waarschijnlijk het gevolg van een verhoogde afgifte van het hormoon oxytocine. Zoals The Beatles al zongen: I get by with a little help from my friends